Sint-Maarten is het grootste eiland van de Bovenwindse eilanden. Het eiland
is vrijwel rond, met uitzondering van de westelijke Lowlands, en heeft
een totale oppervlakte van 86 vierkante kilometer. Het Nederlandse deel beslaat
circa 34 vierkante kilometer en bevindt zich in het zuiden. De grens tussen het
Franse en Nederlandse deel loopt dwars over het eiland. Deze verdeling kwam tot
stand in 1648. Het eiland maakt deel uit van de noordelijke groep der Kleine
Antillen en ligt 230 kilometer ten noorden van Guadeloupe, te midden van
talrijke (voormalige) Engelse, Amerikaanse en Nederlandse kolonies. Het hoogste
punt van het eiland is de in het midden gelegen Pic du Paradis met 424 meter. De
Sentry Hill is met zijn 341 meter de hoogste top van het Nederlandse
gedeelte. De hoofdstad van het Nederlandse deel is Philipsburg en Marigot
van het Franse deel.
Philipsburg
De hoofdstad van het Nederlandse deel van Sint-Maarten is Philipsburg.
Het langgerekte stadje is gelegen op een ruim 1500 meter lange, smalle zandbank,
die Great Bay scheidt van de zoutpannen, de Great Salt Pond. Philipsburg is
vernoemd naar de stichter: gouverneur John Philips. Zijn besluit om hier een
nederzetting te vestigen was niet meer dan logisch. Aan de ene kant lagen de
zoutpannen met het felbegeerde zout en aan de andere zijde van deze landtong
bevond zich een natuurlijke haven in de vorm van een beschutte baai, waar de
schepen voor anker konden gaan en het zout kon worden ingeladen. Reeds in 1733
woonden hier dus mensen en in circa 1740 kreeg de kleine nederzetting een meer
permanent karakter. Vanuit het oude centrum rondom het uit 1793 daterende Court
House breidde de stad zich door de jaren heen naar het westen en oosten uit.
Tot 1968 bestond de stad slechts uit twee lange straten, Front Street en Back
Street, door talrijke steegjes met elkaar verbonden. Tussen 1966 en 1968
werd aan de kant van de Great Salt Pond een strook grond van ongeveer 200 meter
breedte drooggelegd om ruimte te creëren voor uitbreiding. Deze strook werd
toepasselijk Pondfill genoemd en is inmiddels ook al weer zo goed als vol
gebouwd.
Het karakter van Philipsburg wordt tegenwoordig in grote mate bepaald door
het toerisme. Het centrum wordt nog altijd gevormd door het Wathey Square,
het voormalige De Ruyterplein. Aan de zeezijde bevindt zich hier een
grote aanlegsteiger voor de 'tenders' of pendelbootjes van de grote
cruiseschepen, die voor de baai voor anker gaan. Als gevolg van een langzaam in
hoogte stijgende zandbodem is Great Bay voor grote cruiseschepen niet
toegankelijk en is het niet mogelijk hier aan te meren. Het verkeer van de
pendelbootjes en de vele voor anker gegane schepen geven de haven een sfeervol
karakter.
Aan de landzijde van het plein staat het Court House en links en
rechts vindt men de hoofdstraat van Philipsburg: Front Street. Het
oorspronkelijke straatbeeld van deze straat is de afgelopen dertig jaar geheel
verloren gegaan. De woonfunctie is geheel verdwenen en heeft plaats gemaakt voor
commerciële activiteiten. De straat puilt uit van de belastingvrije winkels, de
een nog groter en gevarieerder dan de ander. Als er cruiseschepen in de haven
liggen is het er een drukte van jewelste. Naast winkels kan men hier ook
talrijke restaurants en bars aantreffen alsmede enkele hotels en casino's. De
steegjes tussen Front Street en Back Street en Back Street
zelf hebben een meer authentiek karakter. Hier kan men ook nog een groot aantal
traditionele woonhuizen aantreffen. Het verkeer in Philipsburg is ondanks het
eenrichtingsverkeer ronduit chaotisch en parkeren in het centrum is nauwelijks
mogelijk. In Front Street bevinden zich behalve het Court House en
de talrijke belastingvrije winkels nog een aantal interessante
bezienswaardigheden, zoals één van de oudste hotels van het eiland: de Pasanggrahan.
Verder de uit 1851 daterende Methodistenkerk, het Sint-Maarten Museum,
de Rooms-Katholieke kerk St. Martin uit 1844, de kleurrijke Guavaberry
Shop en aan het oostelijke uiteinde van de stad ligt House Vineyard,
een van de weinige goed bewaarde voorbeelden van traditionele architectuur.
Flora & fauna
De flora is op Sint-Maarten als gevolg van het klimaat vrij beperkt. Ze omvat
circa 700 soorten waaronder een groot aantal varens en diverse cactussoorten. De
Yellow-Orange Sage is de nationale bloem. Ook groeit er op bescheiden
schaal fruit: bananen, sinaasappels, mango's, citroenen, ananas, avocado's
enzovoort. Sint-Maarten is bekend om de Guavaberry. Van de oranje en donkerpaars
gekleurde bessen wordt een lokale likeur gestookt. Met de fauna is het eveneens
slecht gesteld. Er komt slechts een fractie van het aantal diersoorten voor dat
normaal gesproken in dit gebied aanwezig zou kunnen zijn. Ook hier heeft het
toerisme een negatieve invloed. Wel kan men er in redelijke aantallen hagedissen
en vogels aantreffen. De meeste vogels komen evenwel alleen maar om te
overwinteren of zijn op doortocht naar een andere broedplaats. Een deel van de
vogelstand bestaat uit zogenaamde strandvogels: deze vogels broeden op of bij
het strand.
De zeeflora rondom Sint-Maarten is vergelijkbaar met die van de andere
Bovenwindse eilanden. De belangrijkste vissoorten in de wateren rond
Sint-Maarten zijn: Bonito, Butterfish, Doctorfish, Grouper, Jack, Parrotfish,
Rock Beauty en Snapper. Duiken begint steeds populairder te worden, maar dat is
niet de reden waarom mensen naar Sint-Maarten komen.
Bevolking
Ook de historie van Sint-Maarten is in grote mate bepalend geweest voor de
samenstelling van de huidige bevolking. In etnisch opzicht verschilt de
bevolking op Sint-Maarten niet zo veel van die van de omringende eilanden. Er
woont een relatief kleine groep blanken van gemengd Europese afkomst en een
grote groep kleurlingen. Het negroïde volksdeel is op deze eilanden sterk
vertegenwoordigd. Vanaf 1960 tot heden is de bevolking op Sint-Maarten ook fors
toegenomen. De explosieve bevolkingsgroei vindt zijn oorzaak in de sterk
groeiende toeristenindustrie van de afgelopen decennia. Gezien deze 'booming'
toeristenindustrie op Sint-Maarten is het merendeel van de huidige bevolking op
dit eiland oorspronkelijk afkomstig van andere Caribische eilanden. Tijdens een
recente volkstelling bleek dat slechts 41 procent van de bevolking op dit eiland
geboren was. In 1930 was dat nog ruim tachtig procent. Twintig procent bleek
afkomstig te zijn van de andere eilanden van de Nederlandse Antillen. Het
merendeel van de 'vreemdelingen' (39 procent) komt van de buureilanden Anguilla,
Nevis en St. Kitts (voormalige Britse koloniën). Aan het begin van de jaren
zestig telde het eiland ruim 2700 inwoners, nu zijn dat er ruim 34.000!
Economie
De economie van Sint-Maarten is sedert de jaren zestig hoofdzakelijk
gebaseerd op het toerisme. In 1955 kreeg Sint-Maarten zijn eerste bescheiden (20
kamers) luxueuze hotel, het Little Bay Hotel. In 1964 opende Caravanserai, nabij
de luchthaven, haar poorten. Diverse kleine hotels en zogenoemde guesthouses
volgden. In de jaren zeventig barstte het hotelgeweld pas goed los met grote resorts
als Mullet Bay, Great Bay Beach enzovoort. Er ging geen jaar voorbij of er ging
wel een of ander luxe hotel- of appartementencomplex open. In 1943 werd Juliana
Airport aan de zuidzijde van de Simpson Bay Lagoon op een zandbank
aangelegd. In 1964 werd de start- en landingsbaan tot 1600 meter verlengd en
enkele jaren later verder uitgebreid tot 2150 meter. In 1973 werd de luchthaven
geschikt gemaakt voor de modernste straalvliegtuigen. Juliana Airport (of Prinses
Juliana Luchthaven) werd daardoor één van de meest moderne luchthavens van
het Caribisch gebied. Het aantal arriverende passagiers steeg hierdoor
stormachtig. In 1983 werd de luchthaven wederom uitgebreid en verbeterd. Al deze
zaken hebben er toe bijgedragen dat het toerisme explosief groeide. Er werd en
wordt goed verdiend in de toeristenindustrie met als gevolg dat andere bronnen
van inkomsten zijn verwaarloosd. Er is op Sint-Maarten nauwelijks nog industrie.
In 1983 sloot de Pott Rum fabriek haar poorten, tot dan de grootste industrie op
het eiland. Verder is er nog, zij het op bescheiden schaal, een visserijbedrijf
actief. Al met al is de economie van Sint-Maarten eenzijdig en staat de
infrastructuur van het eiland door het toenemende toerisme onder druk. Het
percentage werklozen is mede onder invloed van de groeiende stroom werkzoekende
immigranten hoog.
Geschiedenis
Sint-Maarten is volgens de geschiedschrijvers 'officieel' ontdekt door
Christoffel Columbus tijdens zijn tweede reis naar de Nieuwe Wereld. Op
weg naar Hispaniola passeerde hij op 11 november 1493 een eiland waaraan
hij de naam Sint-Maarten gaf. Op de Mapa Mundi, de oudst bekende kaart
van het Caribisch gebied die tijdens deze reis door de cartograaf Juan de la
Cosa werd vervaardigd, is het aangegeven eiland waarschijnlijk niet het
tegenwoordige Sint-Maarten, maar het nabij gelegen Nevis. Vermoedens
bestaan dat hij het huidige Sint-Maarten niet eens heeft gezien.
Sint-Maarten was destijds niet permanent bewoond, maar werd wel regelmatig
aangedaan door de in deze contreien woonachtige Carib-Indianen. In naam werd het
eiland wel aan het Spaanse rijk toegevoegd, maar van een feitelijke bezetting is
nooit sprake geweest. Met de opkomst van de West-Indische Compagnie kreeg de
Nederlanders behoefte aan een steunpunt in het Caribisch gebied. De keuze viel
op Sint-Maarten. Dit eiland had een goede natuurlijke haven en tevens de
felbegeerde zoutpannen, die het voor de haringvisserij broodnodige zout konden
leveren. Omstreeks 1630 werd het besluit genomen het eiland permanent te
bezetten en in augustus 1631 nam Jan Claeszoon van Campen met een
handjevol soldaten het eiland in. De zoutwinning werd met succes ter hand
genomen en al snel bloeide de zouthandel op Sint-Maarten op. De zoutopbrengst
was aanzienlijk, dit tot grote ergernis van de Spanjaarden. Het zoutmonopolie
van Spanje was doorbroken. Dat was echter van korte duur want in mei 1633
verliet een Spaanse Armada, onder bevel van Markies de Cadereyta, Spanje
en verscheen op 25 juni van dat jaar voor de haven van Sint-Maarten. De
Spanjaarden sommeerden commandeur Van Campen om zich over te geven. Hij
weigerde, maar nadat bleek dat het de Spanjaarden ernst was, gaf hij zich na
onderhandelingen over. De Nederlanders kregen een vrije aftocht. Met
Sint-Maarten ging tegelijkertijd ook de Nederlandse kolonie op Anguilla
verloren. Dit verlies zat de Nederlanders niet lekker en in 1644 ondernam Peter
Stuyvesant een poging om Sint-Maarten voor de Nederlanders te heroveren.
De herovering mislukte, maar toen de Spanjaarden een jaar later besloten dat
het beter was Sint-Maarten te verlaten omdat de bezettingskosten hen te hoog
werden, maakten de Fransen en Nederlanders - op grond van hun vroegere vestiging
- beiden aanspraak op het eiland. In maart 1648 kwam een verdelingsverdrag met
de Fransen tot stand, waarbij het zuidelijk deel van het eiland in Nederlandse
handen kwam en het noordelijk deel Frans bezit werd. Het betekende het begin van
een roerige periode. Het eiland werd geregeld aangevallen en was een speelbal
tussen Engelse, Franse en Nederlandse bezetters.
Het gezag over het eiland had tot 1791 bij de Westindische Compagnie gelegen.
Nadat de Compagnie ter ziele was gegaan, kwam het gezag achtereenvolgens te
liggen bij een Raad van Coloniën in de West-Indiën, vervolgens bij een Committé
tot de Zaken van de Coloniën en Bezittingen op de kust van Guinea en America
en daarna bij een Raad der Amerikaansche Coloniën en Bezittingen. In
1815 kwam daar een eind aan: bij Koninklijk Besluit werden drie koloniën
ingesteld: de kolonie Suriname, de kolonie Curaçao en onderhorigheden (Aruba en
Bonaire), en de kolonie Sint-Eustatius, Sint-Maarten en Saba. Voor de drie
koloniën werd een Regeringsreglement ingesteld. Er werd op Curaçao een
Gouverneur-Generaal geïnstalleerd en op de Bovenwindse eilanden werd een
Gouverneur gestationeerd. Na de afschaffing van de slavernij in 1862 werd er
tevens een zogenoemde Koloniale Raad ingesteld. Deze raad betekende het
begin van was een soort volksvertegenwoordiging. De wetgevende macht van deze
raad was echter zeer beperkt. Politieke beslissingen werden in Nederland
genomen. Pas in 1936 kwam daar verandering in. De hele discussie op Curaçao
over onafhankelijkheid is grotendeels aan Sint-Maarten voorbijgegaan. Het kleine
eiland telde slechts een paar duizend inwoners totdat het toerisme aan eind van
de jaren zestig in opkomst kwam. Sindsdien gaat het voorspoedig met Sint-Maarten.
Cultuur & Folklore
Op Sint-Maarten werd in 1960 het Cultureel Centrum St. Maarten opgericht.
Later werd de naam gewijzigd in Sint Maarten's Council on the Arts.
Doelstelling is het stimuleren van diverse activiteiten op cultureel gebied.
Deze activiteiten spelen zich voor een groot deel af in het Cultureel Centrum in
Back Street, Philipsburg. Op dit eiland zijn Engelse invloeden van grote invloed
geweest, hetgeen gezien de ligging van Sint-Maarten nabij een aantal
(voormalige) Britse kroonkolonies niet zo vreemd is. Mede onder invloed daarvan
is de voertaal ook Engels. De grote diversiteit aan bewoners, variërend van
Nederlanders tot afstammelingen van Afrikaanse plantageslaven, is bepalend
geweest voor het ontstaan van de huidige cultuur. De bonte mengeling van
gebruiken en tradities heeft ook geresulteerd in typisch Antilliaanse
klederdracht, muziek- en dansvormen. Specifiek voor de Bovenwindse eilanden is
de Calypso. Dit is een zogenaamde topical ballad die
oorspronkelijk uit Trinidad komt en waarin de dingen van de dag worden bezongen.
De erbij behorende dans is in tweekwartsmaat met een vervroegde geaccentueerde
tweede tel. De Calypso-muziek is uitermate geschikt voor de steelband.
Een van de belangrijkste muzikale uitingsvormen van de Engelstalige Caribisch
eilanden. Kenmerkend voor een steelband is dat het orkest is samengesteld uit
slaginstrumenten die vervaardigd zijn uit stalen olievaten. De (veelal
gebruikte) vaten worden op verschillende hoogten doorgesneden en ter verkrijging
van de gewenste toonhoogte worden op de bodem een aantal deuken gehamerd. Het
aantal deuken is afhankelijk van de gewenste toonhoogte. De kleine vaten worden
met een koord om de hals gedragen, terwijl de grotere op een voetstuk worden
gemonteerd. De steeldrums worden met stokken bespeeld. Het levert een
karakteristiek en zeer herkenbaar geluid op. Een steelband bestaat meestal uit
minimaal zeven spelers. In carnavaltijd wordt de band veelal uitgebreid met
blaasinstrumenten en diverse ritmische instrumenten.
Een groot aantal van deze dansen wordt door folkloristische groepen onder
begeleiding van een muziekband tijdens speciale optredens getoond. Sint-Maarten
heeft elk jaar een aantal feestdagen, die al dan niet met folkloristische
activiteiten opgeluisterd worden. De belangrijkste is Carnaval. Op Sint-Maarten
vindt dat in de laatste twee weken van april plaats, omdat in februari, maart en
april de meeste kinderen, die de middelbare school bezoeken, niet op het eiland
aanwezig zijn. Op 11 november, Sint Maarten Day genaamd, herdenkt men
jaarlijks het feit, dat het eiland sedert 1648 verdeeld is tussen de Fransen en
de Nederlanders.
|